Het team dat ons land gaat vertegenwoordigen bij de Internationale Wiskunde Olympiade is bekend. Zaterdag 12 juni heeft de laatste selectieronde plaatsgevonden. De volgende zes leerlingen vormen het Nederlandse team:
Verder heeft Jeroen Huijben (14 jaar, Goirle), Theresialyceum (Tilburg), 3vwo, de aanmoedingsprijs gewonnen voor het beste aanstormend talent; ook hij mag mee naar Kazachstan als lid van de Nederlandse delegatie.
Dit team gaat van 5 tot en met 14 juli naar Astana, Kazachstan, waar de 51e Internationale Wiskunde Olympiade wordt gehouden. Merlijn won eerder dit jaar een gouden medaille op de Benelux Wiskunde Olympiade, Daniël en David een zilveren resp. bronzen medaille. Het team wordt begeleid door Birgit van Dalen (Universiteit Leiden), Johan Konter (Universiteit Utrecht), Quintijn Puite (TU Eindhoven en Hogeschool Utrecht) en Sietske Tacoma (Universiteit Utrecht).
De Internationale Wiskunde Olympiade wordt jaarlijks georganiseerd, telkens door een ander land. Aan deze wedstrijd doen getalenteerde leerlingen mee uit ca. honderd landen. De deelnemers krijgen zes moeilijke wiskundige vraagstukken voorgelegd die ze individueel moeten oplossen. In 2011 vindt de Internationale Wiskunde Olympiade in Nederland plaats.
De teams van de deelnemende landen worden geselecteerd via een aantal voorrondes. In Nederland wordt in januari een eerste ronde gehouden op de middelbare scholen. Daaraan doen ruim 4000 leerlingen mee. Na twee vervolgrondes in maart en september worden ca. dertig kandidaten uitgenodigd om mee te doen aan de training voor de Internationale Wiskunde Olympiade. Aan het eind van het schooljaar worden zes leerlingen geselecteerd voor het team dat Nederland vertegenwoordigt bij de Internationale Olympiade.
Op 4 februari 2011 start weer een nieuwe editie van de Nederlandse Wiskunde Olympiade, met de eerste ronde op alle deelnemende scholen.
Quintijn Puite, Stichting Nederlandse Wiskunde Olympiade; e-mailadres g.w.q.puite@tue.nl.
Voordat we elkaar weer zand in de ogen strooien de nodige helderheid in de discussie over het verschil tussen rekenen en wiskunde en de inhoud en de vorm van de examentoets rekenen.
Bij de ontwikkeling van reken-wiskundige kennis geldt voor elk onderwerp dat er verschillende niveaus zijn te onderscheiden: handelingsniveau, voorstellingsniveau, beschrijvingsniveau, abstract beschrijvingsniveau, begripsniveau, (reken-)technisch niveau, abstract kennisniveau. Je kunt het op allerlei manieren benoemen, maar het gaat om de weg van concreet naar abstract. Het probleem van de afgelopen 20 jaar is dat er in het rekenonderwijs in deze lijn een breuk ontstond bij de overgang van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. Het breukvlak gaat door het (reken-)technisch niveau: ook leerlingen die een goed begripsniveau bij allerlei rekenproblemen bereiken, blijken later toch niet in staat om zich abstracte kennis over het rekenen eigen te maken. De hoofdoorzaak van de breuk is dat het voortgezet niet aansloot aan het primair onderwijs en dat probleem jarenlang wist te verdoezelen door ongebreidelde inzet van rekenapparatuur. Hierdoor blijft de kennis van de zwakke rekenaars na het verlaten van de primair onderwijs zwak. Maar ook wordt de kennis van de goede rekenaars niet uitgebouwd tot abstract inzicht in getallen en bewerkingen. Om de algebra te begrijpen moet je bijvoorbeeld tijdens het technisch rekenen ontdekt hebben waarom berekeningen zonder haakjes een grotere populariteit hebben dan met veel haakjes.
Wil je nu een essentiële stap zetten in het verbeteren van dit proces dan zul je je moeten richten op de oorzaak van het probleem. Gecijferdheid, het interpreteren van berekeningen en formules, het ontwikkelen van modellen, dit zijn zaken die de leerlingen tegenwoordig best wel leren met hun rekenmachines. Het zijn weliswaar deelgebieden van de 2F- en 3F-niveaus, maar daar zijn geen nieuwe rekentoetsen voor nodig. Kijk maar naar het afgelopen examen wiskunde A voor VWO. Met een goede leesvaardigheid (zo moeilijk zijn de teksten trouwens ook niet meer), een goede kennis van procenten en een goede routine bij het gebruik van een grafische rekenmachine haal je met gemak een voldoende. Wat getoetst wordt, is gecijferdheid met gebruik van rekenmachine. Als je nieuwe rekentoetsen wilt invoeren, beperk je dan tot het technisch deel van het rekenen, dus rekenen zonder rekenmachine en zonder al te lange realistische teksten. Dat zet zoden aan de dijk. Dat hebben we reeds gemerkt op mijn eigen school waar we naast wiskundetoetsen aparte rekentoetsen hebben ingevoerd. Bij de eerste soort toetsen meten we begripsvorming met realistische uitgangspunten op allerlei gebieden van de wiskunde. Bij de tweede soort toetsen gaat het ons uitsluitend om kennis van rekenroutines uit het hoofd en op papier. Het heeft er inmiddels toe geleid dat onze brugklassers beter rekenen dan de leerlingen van alle andere klassen. Ook wordt er nu door leerlingen en ouders, maar vooral door alle wiskundecollega’s zelf, genuanceerd gedacht over het gebruik van rekenmachines.
Maar, alstublieft, vat dit betoog niet op als een afkeer van realistisch rekenen en gecijferdheid. Dat blijft de basis, precies zoals professor Freudenthal dat heeft nagestreefd. Maar op dit moment hebben we genoeg realisme in ons wiskunde-onderwijs!
Albert Dorresteijn, wiskundedocent KSG De Breul te Zeist; e-mailadres a.dorresteijn@ziggo.nl.
In de WiskundE-brief van 6 juni spreken Monica Wijers, Vincent Jonkers en Kees Hoogland hun zorg uit over de ontwikkelingen rond de referentieniveaus rekenen. Ze creëren daarbij, naar bijbelse analogie, een tegenstelling tussen een smalle en een brede weg. De smalle weg staat voor kale sommen, berekeningen met pen en papier. De brede weg staat voor praktische rekenproblemen uit het dagelijks leven waarbij een rekenmachine gebruikt mag worden.
Naar mijn idee wordt hier de nadruk gelegd op een onjuiste tegenstelling, die wellicht het gevolg is van felle discussies uit het recente verleden. Terugvallen op alleen het ‘kale’ rekenen, de smalle weg, zal inderdaad voor veel leerlingen leiden naar een klakkeloos en onbegrepen uitvoeren van routines. Maar daarnaast zal een eenzijdige nadruk op ‘realistisch’ rekenen, de brede weg, leiden tot een oppervlakkige beheersing van vaardigheden waarin weinig plaats is voor systematische oefening en op inzicht ingeslepen routines.
Een formele rekenbasis is ook bij het rekenen in de realiteit een voorwaarde voor succes. Te beginnen met een feilloze kennis van de tafels van vermenigvuldiging maar ook met kennis van het rekenen met breuken op een formeel niveau. Het regelmatig onderhouden van deze kennis en vaardigheden op formeel en praktisch niveau, is een absolute voorwaarde. In de opzet van RekenBeter.nl streven we naar een integratie van de smalle en de brede weg, waarin kale sommen worden afgewisseld met rekenproblemen in de realiteit en waarbij leerlingen (en vele anderen) dagelijks op een plezierige manier hun inzicht en rekenvaardigheden kunnen onderhouden.
Sieb Kemme, e-mailadres skemme@educadbv.nl.
Graag wil ik een paar opmerkingen maken over het vwo wiskunde A examen:
Dan nog opmerkingen over havo wiskunde B.
René te Riele, het Assink Lyceum te Haaksbergen; e-mailadres r.teriele@hetassink.nl.
In het vorige nummer van de WiskundE-brief vroeg Peter van Dijck van het Strabrecht College te Geldrop naar ervaringen van collega's met combinatieklassen voor wiskunde C. Bijgaand een aantal reacties. Inzendingen over het combineren van groepen, ook als het om wiskunde A, B en/of D gaat, blijven welkom bij de redactie.
Ook onze directie heeft dit jaar een combinatie van wiskunde C en A ingevoerd ivm het leerlingenaantal van 4 dat dit jaar voor wiskunde C heeft gekozen bij de overgang naar 4VG. (In de huidige 6VG hebben we 8 C-leerlingen, in 5VG zijn het er 9.) De lessentabellen in 4VG zijn niet gelijk, namelijk 3333 voor wiskunde A en 3322 voor wisC. In “overleg” met de sectie heeft de directie gekozen voor een combinatiegroep van 4+24=28 leerlingen die standaard een lessentabel van 3333 gaat doorlopen, maar voor de C-leerlingen (en geïnteresseerde A-leerlingen) mogen we per week een extra lesuur van 50 minuten in het rooster plaatsen en we hopen hiermee de schade te beperken die de C-leerlingen bij het A-tempo kunnen oplopen. De PTA’s moeten nog aangepast worden en hoe we met deze combi in de toekomstige 5e en 6e moeten omgaan weten we nog niet. Wij vinden het als sectie in ieder geval een meer perspectief biedende oplossing dan de combinatie A1-A12 in de vorige Tweede Fase. Ook wij zijn belangstellend naar de “oplossingen” in den lande.
Mechtild de Kort-Florisse, Rythovius College Eersel (Noord-Brabant); e-mailadres: mdkort@rythoviuscollege.nl
Ik heb vanaf klas 4 tot en met het examen dit jaar wiskunde A/C onderwezen aan totaal 28 leerlingen, waarvan 3 met wiskunde C. Ik had als eis gesteld dat ik in de leerjaren 4, 5, 6 vier uur les per week aan de A/C-groep zou geven. Die drie C-leerlingen hebben pas vanaf de 6e klas aparte SE's gekregen; tot en met de 5e hebben zij hetzelfde programma gehad als de A-leerlingen. Wij werken met de 9e editie van MW. We hebben het PTA zo ingericht dat de keuze-onderwerpen A/C gewoon meetellen in het schoolexamen. De A-leerlingen hebben redelijk tot goed gescoord op zowel SE als CE, maar de C-leerlingen niet.
Antonie van den Berg, sectievoorzitter wiskunde-bovenbouw Coornhert Lyceum Haarlem; e-mailadres tonvandenberg@wanadoo.nl.
Voor het eerst is er dit jaar op onze school een combinatieklas vwo-5 wiskunde A/C. Voor het overgrote deel is het dit jaar prima gegaan.
We gebruiken de methode Netwerk. Zowel de A- als de C-leerlingen moeten 9 hoofdstukken doorwerken. Daarvan lopen er 7 parallel en die vormen geen probleem. In de toetsen kan gemakkelijk, waar nodig, een niveauverschil worden aangebracht.
Nu, naar het einde van het schooljaar, wordt het wel enigszins ingewikkeld. Wiskunde A is begonnen met goniometrie en differentiëren, terwijl wiskunde C met matrices bezig is. Op zich is het geven van uitleg niet zo’n probleem. De leerlingen werken voor een groot deel zelfstandig (in de klas) en ik heb mijn computerprogramma WisSter om de voortgang te sturen en te controleren. De achilleshiel van de tweedeling is in dit stadium de toetsing. De A-leerlingen moeten nog twee proefwerken maken (tijdens de les) en de C-leerlingen nog één (ook tijdens de les). Vanwege de verschillen in stof en tempo kan dat helaas niet op hetzelfde moment. Samen met de te verwachten inhaalmomenten en het sowieso benodigde dubbele aantal toetsen een behoorlijk gecompliceerd en bewerkelijk geheel dus.
Lauran van Oers, RSG 't Rijks, Bergen op Zoom; e-mailadres lvanoers@hotmail.com.
Het afgelopen jaar heb ik zo'n combinatieklas vwo-5/6 gehad. Het ging om 5 leerlingen uit vwo-5 en 4 leerlingen uit vwo-6. Ik begrijp directies die deze kleine groepen erg duur vinden.
Ik had aan mijn directie de voorwaarde gesteld dat ik v5 en v6 eenmaal in de week apart had. (Dat kost de school 1 lesuur.) Dit was zeer goed werkbaar en voor de leerlingen zeker niet nadelig. Volgens mij zou het ook nog wel gelukt zijn zonder dat aparte uur voor v5 en v6 (omdat de groepsgrootte slechts 9 leerlingen was).
Een en ander hangt ook samen met de grootte van zo'n combinatieklas. Waarschijnlijk gaat er volgend jaar slechts één C-leerling uit v4 naar v5, zodat ik dan een combinatiegroep krijg van slechts 5 leerlingen. Mocht dat het geval zijn, dan claim ik geen extra uur voor v5 (en v6).
Voor groepsgrootten tot ongeveer 10 leerlingen vind ik een combinatieklas dus goed werkbaar, voor groepsgrootten tussen 10 en 20 leerlingen zou ik een uur per week extra claimen, bij meer dan 20 leerlingen zou ik de groepen splitsen.
Ik heb ook een combinatiegroep h4/v4 wiskunde D met 9 vwo-leerlingen en 1 havo-leerling. Door de leerstof gelijk te houden is dat zeer goed mogelijk. Voor de havo-4-leerling(en) is het dan gewenst om een aparte studiewijzer te maken, waarbij ze hier en daar opgaven overslaan. Ik geef wel op vwo-niveau les en de h4-leerling(en) hoeven dan niet mee te doen met de opgaven die ze kunnen overslaan. Je moet wel verschillende toetsen geven voor h4 en v4.
Al met al is het voor de docent wat meer werk, maar daar kom je (hopelijk) wel uit met je directie. Dat extra werk verdisconteer je dan in je taakbelasting.
Frans Holtzer, RSG Stad en Esch, Meppel; e-mailadres fholtzer@kpnmail.nl.
Omdat wij een kleine school zijn, werken wij veel met combinatieklassen. Wij doen het zo dat de C-leerlingen gewoon bij de A-leerlingen zitten, zowel in de vierde als in de vijfde en de zesde. Deze groepen bestaan dan uit zo'n 10 tot 20 leerlingen. Wij zijn een daltonschool en gebruiken Getal en Ruimte. Daardoor kunnen wij een groot beroep doen op de zelfstandigheid van de leerlingen. Deze bleken de afgelopen twee jaar goed in staat om de leerstof zelfstandig (kan ook in onderlinge samenwerking zijn!) door te werken. Ik heb slechts incidenteel individuele uitleg gegeven en nooit klassikaal. De examenresultaten zijn goed. Dit jaar gaat zelfs iedereen voor wiskunde C een voldoende als eindcijfer halen.
De A-leerlingen die erbij zitten hebben wel iets meer moeite met de stof. Omdat ook zij nauwelijks tot geen klassikale uitleg kunnen krijgen, komen zij af en toe naar de Daltonuren waar zij individueel verder geholpen kunnen worden. Ook hier zijn de resultaten goed. Al met al kun je denk ik concluderen dat het werken in combinatieklassen mogelijk is, maar dat de randvoorwaarden goed moeten zijn: een methode die zelfstandig werken mogelijk maakt, een organisatie waarin plaats is voor extra individuele uitleg en last but not least leerlingen die opgevoed zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces.
Ton Meulman, sectieleider wiskunde Wolfert Dalton Rotterdam; e-mailadres tmm@wolfert.nl.
In 4v zitten al onze leerlingen drie periodes allemaal door elkaar, in periode 4 splitsen we in wB en wA/C, dus de A- en de C-leerlingen zitten dan bij elkaar.
Vorig jaar had ik een combinatieklas 5v wiskunde A/C. De eerste drie periodes hadden ze 2 uur in de week samen en 1 uur in de week hadden alleen de wC-leerlingen les (overigens vaak aangevuld met geïnteresseerde wA-leerlingen). In de vierde (=laatste) periode hadden alle leerlingen 3 uur in de week (samen) les.
In de eerste drie periodes hebben we de onderwerpen statistiek, rijen, binomiale verdeling, toegepaste analyse en normale verdeling (deels) gedaan. In de laatste periode hebben we samen de normale verdeling afgemaakt en daarna zijn de C-leerlingen zelfstandig stof uit 4v gaan herhalen. De A-leerlingen deden toen al een stuk differentiëren. Dit jaar in 6v zaten de leerlingen ook 2 uur in de week samen en 1 uur de C-leerlingen alleen. De stof die ze moesten doen was helemaal anders. De C-leerlingen deden netwerken en verder herhaling uit 4v en 5v. De A-leerlingen deden periodieke functies, de rest van differentiëren en hypothesetoetsen. In de praktijk werkten de C-leerlingen de 2 gezamenlijke uren helemaal zelfstandig en kregen ze dus 1 uur in de week echt les.
In de huidige 5v-lichting zitten wC en wA helemaal apart, ieder 3 periodes 2 uur en 1 periode 3 uur. Volgend jaar zitten de clusters ook apart.
De combinatie is niet slecht uitgepakt, maar nu ik het kan vergelijken met twee aparte clusters moet ik wel zeggen dat de tweede optie mijn voorkeur heeft. Vorig jaar ging het voor mijn C-leerlingen in die twee gezamenlijke uren eigenlijk te snel, waarna ik in dat ene uur apart de schade moest herstellen. Dit werkt niet bepaald motiverend voor deze zwakke leerlingen. Ik heb dit jaar ook de kans om een leuk keuzeonderwerp te doen bij wiskunde C, namelijk logica.
Bij wiskunde D op de havo werken wij met een combinatiegroep 4/5-havo. De indeling van de onderwerpen is zo gekozen dat we het ene jaar in de periodes 1 en 2 het hele domein kansrekenen behandelen en het andere jaar het hele domein meetkunde. In periode 3 zitten de groepen apart, omdat 5h dan bezig is met analytische verdieping en 4h doet dan allerlei andere onderwerpen en een PO. Hoewel losse groepjes wel mijn voorkeur hebben, werkt deze combi vrij goed.
Mijke Campschroer, docent wiskunde bovenbouw Elzendaalcollege Boxmeer; e-mailadres mijke.campschroer@elzendaalcollege.nl.
Bij ons hebben we dit jaar voor het eerst in 5V twee leerlingen met wiskunde C. Bij het huidige examen hadden we dus geen kandidaten. Het zijn dus inderdaad dure lessen. Vorig jaar wilde de directie ons verplichten om wA en wC te combineren. De docent zou dan twee programma's tegelijk moeten draaien. Wij zijn hier fel op tegen geweest, onderbouwd met de programma's en de vergelijking van de hoofdstukken. Ook het verwijzen naar de exameneisen voor de lichting van 2012 was daarbij voor ons een zwaarwegend argument. Als tegenvoorstel hadden we een programma waarbij het eerste halfjaar de lessen nog samen werden gegeven en er in het tweede-halfjaar-rooster aparte klassen van gemaakt zouden worden. Dit heeft het roosterteam geweigerd en uiteindelijk hebben we dus zelfs aparte klassen gekregen.
Deze week zijn we in 4V aan het inventariseren hoeveel leerlingen er volgend jaar in 5V toch wC willen gaan doen ipv wA. De leerlingen zitten nu nog bij elkaar en hadden zich voor 4V ook niet expliciet opgegeven voor wC. Het zal waarschijnlijk maar om hooguit 4 leerlingen gaan. De directie wil nu gaan korten op het aantal lesuren voor 5V en 6V; het voorstel is dat er 3 uren komen in de lessentabel en het rooster, maar dat de docent er maar 2 uur voor uitbetaald krijgt. De docent mag zelf kiezen of hij/zij 2 of 3 lessen gaat geven en dit mag (vermoedelijk!) variëren over de weken. Maar.... één van de twee C-leerlingen die ik nu in 5V heb is zo zwak/slecht dat zij in haar hele schoolloopbaan zelden een voldoende voor wiskunde heeft gehaald. Dit jaar als hoogste een 5,3; ze staat een 4,7 voor de SE-toetsen. En dat ondanks alle "privé"-uitleg, want ik ben elke les non-stop aan het uitleggen. Je zou haar dus te kort doen door een les minder te geven, of jezelf als je alle lessen wel geeft. Deze leerling herkanst ook de toetsen zo veel mogelijk, dus ik heb voor twee leerlingen al een berg aan toetsen gemaakt.
Een andere mogelijkheid, 5V en 6V samen tot één klas ombouwen, wordt door ons roosterteam afgehouden en daarvan is ook maar de vraag of dat in het voordeel van de leerlingen is. Wij zijn er dus nog niet uit en horen ook graag wat er in het land voor oplossingen zijn gevonden.
Persoonlijk begin ik steeds meer te twijfelen of je wiskunde ook echt verplicht moet stellen. Bij mijn leerling is het een martelgang en wat is dan het doel? Ze staat verder een 7 of hoger voor de andere vakken en wil het later niet meer gebruiken. Ik heb er best moeite mee om haar zo bezig te zien. En dan straks ook nog die eis om minimaal een 5 te halen. Gelukkig zit ze niet in die lichting, maar je zal in die situatie zitten!
Frédérique Siegenbeek van Heukelom, St. Vituscollege te Bussum; e-mailadres siegenbeek@zonnet.nl.
In het nu aflopende schooljaar heb ik lesgegeven aan een combinatieklas van zes leerlingen die wiskunde C volgden in 6 vwo en zeven die dat in 5 vwo deden. Dat is -naar mijn mening en ik dacht ook wel naar die van de leerlingen- prima verlopen. De methode Getal & Ruimte leent zich sowieso uitstekend voor individuele of groepsgewijze bestudering van de stof en zo is dat dus ook gegaan.
Opvallend vond ik overigens dat er maar sporadisch gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid die de leerlingen uit 5 vwo hadden om bij de zesdeklassers naar antwoorden op vragen te informeren.
Voor het volgende schooljaar bedacht de schoolleiding trouwens een nog verdergaande bezuiniging dan wel de oplossing voor een organisatieprobleem: dan zullen de 5-vwo-ers én de 6-vwo-ers worden ondergebracht in de wiskunde A-groepen. Of dat een stap te ver is, kan ik nu natuurlijk nog niet zeggen.
Ad Uijtdewilligen, Markland College, Oudenbosch; e-mailadres aduijt@markland.nl.
In oktober-november van het komend schooljaar vindt een experiment plaats met de door mij ontwikkelde module ‘Algebra met inzicht’. Het doel ervan is om te onderzoeken of leerlingen algebraïsche vaardigheden kunnen aanleren door middel van ICT. Hierbij ligt de nadruk zowel op basisvaardigheden als op inzicht.
De module is gericht op wiskunde B leerlingen van vwo-6. Gedurende vier digitale lessen van circa een uur per week, plus digitaal huiswerk, doorlopen leerlingen de module. Dit kan makkelijk naast het bestaande lesprogramma plaatsvinden. Vooraf en achteraf maken de leerlingen een toets op papier. Om de module te kunnen uitvoeren, is het nodig dat elke leerling een computer of laptop kan gebruiken in de les, en dat een smartboard of beamer aanwezig is.
Als u geïnteresseerd bent in deze nieuwe ontwikkelingen, en aan de algebraïsche vaardigheden van uw leerlingen wilt werken, meldt u dan aan voor deelname.
Meer informatie, plus een link naar de omgeving (DWO), is te vinden op de website www.algebrametinzicht.nl . Aanmelden kan via het adres c.bokhove@fi.uu.nl
Christian Bokhove
Kan ik iemand een plezier doen met 10 gloednieuwe delen Netwerk vwo bovenbouw B1, deel 5?
Bert Boon, Christelijk gymnasium Sorghvliet Den Haag; e-mailadres aw.boon@casema.nl.
In het kader van mijn afstuderen bij de Hogeschool Rotterdam voor wiskundedocent ben ik op zoek naar één of meerdere scholen die de wiskundemethode Netwerk gebruiken in vwo-4 voor wiskunde A/C. Graag kom ik in contact met de wiskundedocent(en) van die scho(o)l(en)
Tanja de Voogd-Zwarteveen, e-mailadres tzw@passie.net.
Op vrijdag 24 september organiseert het steunpunt HAN (Regionaal steunpunt Arnhem-Nijmegen Wiskunde D voor het Havo) een nascholingsdag rondom de wiskunde D module “Tandwielen en overbrengingen’, een module waarbij direct de link met een technische vervolgstudie wordt gelegd, namelijk de werktuigbouw. De module (40 slu) bevat een breed scala aan wiskundige technieken en onderwerpen, deels bekend, maar dan nu met een technisch sausje: vectorrekenen, hoeksnelheid, omtreksnelheid, werken met radialen, etc. Maar ook echt nieuwe onderwerpen komen aan bod, bijvoorbeeld ggd, kgv en de evolvente. Daarnaast wordt ook het technische vakjargon niet geschuwd.
De afsluiting van de module is een computerpracticum aan de hogeschool. De tweedeling - soms pittige voorbereidende theorie en afsluitend computerpracticum - maakte dat zeker niet alleen de keiharde bèta's deze module met succes doorwerkten.
Het voorlopige programma is als volgt.
Voor de deelnemende docenten komt een studentenlicentie Solidworks beschikbaar.
Kosten: gratis voor SprintUp-scholen, €100 voor niet-SprintUp-scholen.
De voorlopige versie van de module is in pdf-formaat te vinden op: home.kpn.nl/henkreuling.
Opgave vóór 3 september bij Christiaan.Boudri@han.nl, tel. 026-3691827.
Voor voorwaarden en tarieven
Najaar 2010 voor het eerst een mastercursus "Didactiek" over wetenschappelijke onderbouwing van lespraktijken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (http://www.mastermath.nl/program/00011/00018/).
De cursus staat open voor universitaire studenten en andere belangstellenden (die zich op contractbasis kunnen aanmelden via g.oliemeulen@math.ru.nl).
Info: Nellie Verhoef (N.C.Verhoef@utwente.nl) en Pauline Vos (f.p.vos@uva.nl).
Het Alfrink College te Zoetermeer zoekt i.v.m. het vertrek van een collega per 1 augustus 2010 een eerstegraads wiskundedocent. Het gaat om een vacature van circa 25 uur.
Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met de personeelsfunctionaris, mevr. M. Scholten, via het mailadres sco@alfrink.nl.
Het Isendoorn College in Warnsveld in de prachtige Achterhoek is op zoek naar een docent(e) wiskunde (bij voorkeur eerstegraads). Als u belangstelling hebt, kijkt u dan op onze site www.isendoorn.nl.
Het Newmancollege in Breda (MHV, technasium) zoekt een enthousiaste collega wiskunde voor ca 0,7 fte (tweedegraadsgebied). Het NC is een innovatieve school die zich profileert op bètatechniek.
Uw reactie graag naar secretariaat@newmancollege.nl.